In de vorige blog hebben we de doelanalyse doorlopen: de zes W's die je helpen van een breed veranderdoel naar concreet, observeerbaar doelgedrag te komen. Je weet nu wat je doelgroep moet doen, wanneer en waar. De zes W's zijn ingevuld. Laat die interventies maar komen, denk je.
Beeld: © Leerhuis
Maar dan gebeurt er… niets. Collega's klikken weg van het registratiesysteem. Dossiers blijven liggen. Of iemand zegt: "Ja, ik wist wel dat het moest… maar het kwam er niet van."
Herkenbaar? Het probleem zit niet in je doelanalyse, maar onder de oppervlakte: in het psychologisch landschap achter het gedrag. Nu komt de vraag die het écht spannend maakt: waarom doen mensen het doelgedrag nu nog niet?
Wat is een psychologisch landschap?
Het psychologisch landschap is een overzicht van álle gedragsbepalers die het doelgedrag beïnvloeden: omgeving, kennis, motivatie en weerstanden. Het laat je zien waar de echte knoppen zitten. Soms blijken dat knoppen die niemand zag.
In veel informatiehuishouding-trajecten ontdek je dat de grootste drempels niet in onwil zitten, maar in technische hobbels, onduidelijke verwachtingen of angst om fouten te maken. Zonder dat inzicht ontwerp je interventies die logisch klinken maar weinig impact hebben.
Hoe ontdek je wat er écht speelt?
Je brengt het landschap in kaart via vier stappen: ACDR-verkenning, deskresearch, observaties en interviews. Ze vullen elkaar aan en voorkomen tunnelvisie. We beginnen met de eerste stap.
Stap 1. ACDR: de basischeck die voorkomt dat je verkeerd afslaat
ACDR is een snelle manier om te verkennen welke gedragsbepalers mogelijk een rol spelen. Het doel is niet dat je meteen zeker weet wat waar is, maar dat je breed kijkt en niets overslaat. Je onderzoekt het doelgedrag vanuit vier hoeken:
Architecture: de omgeving waarin het gedrag plaatsvindt
In hoeverre maakt de fysieke of digitale omgeving het doelgedrag moeilijk of makkelijk?
Vaak de meest onderschatte factor. De omgeving stuurt gedrag continu. Het registratiesysteem hapert, de instructie is moeilijk te vinden, of andere taken onderbreken het werk.
Competence: kan iemand dit gedrag?
Welke vaardigheden zijn nodig om het doelgedrag te kunnen uitvoeren? En beschikt de doelgroep over deze vaardigheden?
Dit gaat ook over vertrouwen en zekerheid. Nieuwe medewerkers weten niet wanneer iets een archiefstuk is. Mensen twijfelen: "Doe ik het wel goed?" Bij onvoldoende competence krijg je uitstelgedrag en fouten.
Drivers: wat motiveert mensen?
Wordt de doelgroep beloond of gestraft voor het uitvoeren van het doel- óf probleemgedrag?
Denk aan: teams die worden afgerekend op doorlooptijd in plaats van archiveringskwaliteit. Of medewerkers die meer voldoening halen uit het wegwerken van productie dan uit het registreren van metadata. De norm in het team kan zijn: "Archiveren doen we als er tijd over is."
Resistances: de stille krachten die mensen tegenhouden
Welke drempels ervaart de doelgroep?
Weerstand is vaak een logische reactie op onzekerheid of slechte ervaringen. Denk aan reactance ("Ik bepaal zelf wel wat ik doe!"), scepticisme ("Ik geloof niet dat dit werkt") voor inertia (“Ik wil wel, maar nog niet nu.”). Meer lezen over weerstand en hoe je ermee omgaat? Bekijk onze eerdere blog over dit onderwerp.
ACDR geeft je een eerste beeld met vermoedelijke knelpunten en kansen. Met dit brede overzicht kun je de volgende stap zetten.
Stap 2. Deskresearch: wat is er al bekend?
Je duikt in bestaande informatie: wetenschappelijke literatuur, eerdere analyses, documentatie en inzichten uit vergelijkbare trajecten. Je noteert trefwoorden op basis van de ACDR-hoeken en zoekt gericht in databases en rapporten. Dit levert een selectie van relevante gedragsbepalers en laat zien waar kennis ontbreekt. Om die witte vlekken in te vullen, ga je de praktijk in.
Stap 3. Observaties: kijk hoe het écht gaat
Je bekijkt het gedrag zoals het gebeurt, niet zoals iemand het beschrijft. Je let systematisch op elementen uit de Architecture-hoek: hoeveel stappen moet iemand zetten? Welke onderbrekingen treden op? Zijn er opvallende verschillen tussen tijdstippen en locaties? Je maakt korte, objectieve notities zonder interpretaties. Dit voorkomt dat je conclusies baseert op aannames die niet kloppen met de praktijk. Maar om te begrijpen wat je ziet, moet je ook in gesprek gaan.
Stap 4. Exploratieve interviews: waarom doen mensen wat ze doen?
Je gaat in gesprek met leden van de doelgroep om hun beleving en logica te begrijpen. Je gebruikt de ACDR-inzichten als kapstok voor je vragen. Je vraagt door op emoties en concrete situaties. Let op tegenstrijdigheden, want die geven de richting voor echte gedragsbepalers: "Ik wil het wel goed doen, maar het systeem werkt tegen." Dit levert een rijk beeld van wat mensen écht motiveert of belemmert.
Wat levert de landschapsanalyse op?
Aan het einde bundel je de inzichten in een helder overzicht: welke gedragsbepalers lijken het zwaarst te wegen? Zit het knelpunt vooral in omgeving, kennis, motivatie of weerstand? Waar liggen aangrijpingspunten voor interventies? En welke aannames kloppen níet?
Voorbeeld: leidinggevenden dachten dat medewerkers "geen zin hadden" in archiveren. De landschapsanalyse liet zien dat de omgeving drempels opwierp, kennis onzeker was, motivatie vooral extern werd gestuurd, en angst voor fouten sterker was dan verwacht. Pas dán kun je gericht kiezen: een procesaanpassing, een andere norm, of een interventie om vertrouwen op te bouwen.
Concreet aan de slag? Begin met een ACDR-verkenning voor jouw vraagstuk. Afhankelijk van wat je ontdekt, kies je daarna de vervolgstappen die jouw situatie echt verder helpen. Je zult merken dat je al snel patronen ontdekt die je anders over het hoofd had gezien.